‘Ziekten maken en breken’ beschrijft de zoektocht en toepassing van geneesmiddelen op basis van genetisch onderzoek, de zogenoemde farmacogenomi.
Het boek begint met een algemene bespreking van de DNA-technologie, waarna de relatie tussen geneesmiddelenmetabolisme en genetica volgt. En vervolgens de rol die de farmaceutische industrie en de academische centra hebben bij het ontwikkelen van geneesmiddelen door middel van DNA-technologie. Daarna volgen enkele hoofdstukken over het toepassingsgebied bij specifieke ziekten, zoals vetstofwisselingziekten en stollingsstoornissen. Aan het eind wordt ingegaan op de gevolgen die de farmacogenomie heeft voor de maatschappij enerzijds en het individu anderzijds.